Met zijn handen in zijn zakken slofte hij tussen de bomen door. Alert. Want wie weet waren ze in de buurt. Hij moest altijd alert zijn. Nooit kon hij even ontspannen. Het went wel, dacht hij, maar dat was een leugen. Nee, is, want hij blijft het zichzelf nog steeds wijsmaken. Zijn aqua blauwe ogen speurde de omgeving af. Niet enkel rust van de achtervolgingen, maar ook rust van de blikken. De vreemde blikken die mensen op hem wierpen als ze zijn gas masker zagen. Het was voor velen een onbekend masker. Het schrikte mensen af. Niet enkel door het uitzicht, maar ook omdat maskers vaak anderen afschrikken. Want iemand waarvan je het volledige gezicht niet kon zien, werd meestal bestempeld als niet te vertrouwen. Maar wat wil je ook als iemands gezichtsuitdrukking niet volledig kan zien? Je kan niet eens zien of hij glimlachte of niet. Het enige zichtbare waren zijn ogen. Zijn blauwe ogen. Af en toe konden ze eens rood kleuren, dat was een bijwerking van de experimenten.
Omdat hij even afgeleid was door zijn gedachten, zag hij niet goed waar hij ging, en natuurlijk gebeurde er dan iets. Hij had altijd die pech. Net dat moment, trapte hij in een konijnenval. De los werd meteen strak gespannen rond zijn enkel en voor hij het besefte, hing hij ondersteboven in de lucht te bengelen. Een geschrokken, half gesmoorde (door het masker) schreeuw ontsnapte zijn mond. Toen hij besefte wat er gebeurd was, vloekte hij zachtjes. Het was beschamend. Hoe moest hij hier nu weg geraken? Een mes had hij niet bepaald. Moest hij dan wachten tot iemand hem kwam helpen? Maar, wie zou hém willen helpen. Hij zuchtte. Elyar moest een oplossing vinden voor al zijn bloed naar zijn hoofd liep. ”Verdomme, waarom?”